Wat is er werkelijk gebeurd in de Hof van Eden?

Zonde & zonden

Een verrassend verhaal.

In ons taalgebruik heeft het woord zonde meestal een moralistisch toontje. Vaak gaat het over iets ‘wat van God niet mag’. De nadruk komt te liggen op wat verboden is – en niet op wat God wil bieden. Dit heeft misschien te maken met de tekst van de Tien Geboden die bijna allemaal als verboden geformuleerd zijn: “Gij zult niet… stelen, doden of overspel plegen!”

De Bijbel spreekt echter veel genuanceerder en diepzinniger over zonde dan wij misschien verwachten. Er is een groot verschil tussen ‘de zonde’ en ‘zonden’ (meervoud). Zonde, Zonden.De zonde heeft meer te maken met de mentaliteit die een mens ingenomen heeft naar God toe dan met de concrete daden (zonden) die – Bijbels gezien – voortkomen uit een verstoorde relatie met God.

Om dit verschil van zonde en zonden te illustreren gaan we kijken naar het oude verhaal van de eerste mensen in het paradijs (Gen. 3). God heeft de mens ontzettend veel geschonken. Hij vertrouwt hen en geeft ze een zee aan vrijheid met één beperking: eet niet van de vrucht van een bepaalde boom!

Gebod of verbod? Waar zou onze blik op gericht zijn? Op de 1000 bomen waar de mens wel van mocht eten of op die éne boom die de grens van de vrijheid markeert? De slimme slang die in het verhaal als verleidster optreedt, wist de aandacht van de vrouw feilloos op het verbod te richten: “Jullie mogen van jullie God ook helemaal niets! Kan het zijn dat Hij jullie dom houdt? Hij wil zeker niet dat jullie zelfstandig denken! Jullie kunnen toch zelf bepalen wat goed en kwaad is – daar heb je geen God voor nodig. Jullie kunnen zelf worden als God – en dat wil Hij niet. Daarom heeft Hij verboden van de vrucht te eten.”

Slang om de vinger gewikkeld.Zo ongeveer kun je dat promo-verhaal van de python in Genesis 3 weergeven. Eva staart betoverd naar de verboden vrucht en verlangt er vurig naar dat de deur naar hun eigen paradijs opengaat – een paradijs zonder God. Het verbale vergif van de slang brengt de eerste vruchten voort en heeft elke weerstand verlamd – ook bij Adam die blijkbaar de hele tijd zwijgend naast haar stond (Gen. 3:6). Zo vergrijpt het schepsel zich tegen zijn Schepper met alle gevolgen van dien.

Wat is er eigenlijk gebeurd? De mens heeft een manier van denken tot eigen gemaakt die God in een negatief licht plaatst: deze God is niet goed voor mij. Hij is niet te vertrouwen. Ik blijf uit zijn buurt. In het verhaal van Gen. 3:8 verstoppen zich daarom ook Adam en Eva uit angst voor God! Een moderne en effectieve variant van ‘verstoppen’ is Hem vergeten of geen aandacht schenken.

Het gaat bij de zonde om veel meer dan alleen ongehoorzaamheid in de zin van een overtreding van Gods gebod. Nee, God werd gediskwalificeerd en van zijn troon gestoten! God mag misschien ergens God zijn maar niet in ons leven! De Reformator Maarten Luther heeft in zijn boek over De onvrije wil de gevolgen van de zonde treffend maar ook choquerend omschreven: ‘de mens kan niet eens willen dat God boven hem God is’. Kortom: de mens heeft een ernstig probleem – maar ook God heeft een onmenselijk groot probleem dat Hij niet met zijn almacht op kan lossen. Over God, mens en zonde.

De mens wilde zich af-ZONDE-ren van zijn Schepper en had niet door dat de heilige God zich moest terugtrekken van de onheilige mens. Ook al zou de mens zich tot God willen naderen – God is gedwongen vanwege zijn heiligheid de onheilige mens op afstand te houden.

En de mens – afgezonderd van God – is onder de invloed (of heerschappij) van de zonde gekomen. Eerst wilde de mens zondigen, nu moet hij zondigen. Eerst wilde de mens tegen God gericht zijn, nu heeft hij een mentaliteit die tegen God gericht is. Hij is – zoals Jezus het formuleert – slaaf van de zonde zonder dat de mens dit doorheeft (Joh. 8:34). Dus zonden zijn de gevolgen van de zonde die als macht de mens instrumentaliseert (Rom. 6:17).

Het probleem van de zonde is Bijbels gezien nog veel problematischer. Als God de bron van het leven is, wat gebeurt er met de mens als deze zich afzondert van God? Net als een geplukte bloem – los van de wortel – is hij afgesneden van de bron van het leven. Zijn geleende levensvoorraad is na 70 of 80 jaar op (Psalm 90:10) en tijdens zijn leven is de macht van de dood al werkzaam. De dood is een direct gevolg van de zonde (Rom. 6:23) in de zin van de breuk met God. Uit eigen kracht kan de mens deze kloof niet overbruggen – en ook de dood verandert niets aan de fatale status quo: Gescheiden blijven van God en van het leven. Dit is de verlorenheid van de mens. Als er geen wonder gebeurt, blijft de mens voor tijd en eeuwigheid gescheiden van God. En dit wonder vond op een verrassende manier plaats toen God zelf mens geworden is (in Jezus van Nazareth). De macht van de zonde werd verbroken. Meer nog: Gods natuurlijke vijandige weerstand tegen zonde en de zondaar werd overwonnen. In Jezus is de vijandschap van God naar de mens veranderd in vriendschap en vrede. De deur naar het paradijs is weer open – dankzij Jezus die voor deze actie aan het kruis een hoge prijs betaalde.

Misschien begrijpen we nu beter de bekende woorden van Jezus: Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader dan door mij (Joh. 14:6). Hij is de brug (weg) naar God (de Vader) en daarmee de betrouwbare (waarheid) verbinding met het Leven. God kwam in Jezus zelf naar ons toe en geeft uit genade de mogelijkheid tot een leven met God. Dat is evangelie, het goede nieuws.

Brug bij Mellau.