Christus - Messias - Gezalfde
De woorden ‘Heer Jezus Christus’ komen in het Nieuwe Testament honderden keren voor in allerlei variaties (Jezus Christus, Here Jezus, onze Heer Jezus Christus, Christus de Heer) en vormen eigenlijk een belijdenis.
De korte vorm ‘Jezus Christus’ is geen gewone naam (zoals Jan Jansen) maar een titel. Het betekent dat de historische persoon Jezus van Nazareth de Christus is; of Hebreeuws geformuleerd: Jezus is de Messias van Israël. Hierbij is het belangrijk te weten dat Messias ‘de Gezalfde’ betekent; dus Christus, Messias en de Gezalfde betekenen hetzelfde, alleen in verschillende talen.
Wat betekent nu ‘de Gezalfde’? Het gaat om een door God aangestelde persoon voor een bepaalde taak. Als zichtbaar teken van zijn roeping en autoriteit wordt deze persoon gezalfd met olie op zijn hoofd. De zalving met (olijf)olie maakte duidelijk: de Gezalfde komt van God en treedt in zijn naam op. De zalving verleende hem ook bepaalde goddelijke kwaliteiten (kracht, wijsheid) door de kracht van de Heilige Geest zodat men ook terecht kon zeggen: iemand werd met de Geest van God gezalfd. Om de notie van kracht in de zalving uit te beelden, werd de olie uit een hoorn (van een stier) gegoten. Het gaat om drie verschillende taken of ambten die God in de geschiedenis van Israël heeft ingevoerd: koningen, profeten en priesters die door een zalving bevestigd werden.
Saul was de eerste koning in Israël die door de profeet Samuel gezalfd werd (1Sam. 9:16; 10:1). Helaas bleek Saul niet de man naar Gods hart te zijn vanwege zijn ongehoorzaam en onbuigzame houding. Hij werd vervangen door een jonge herder uit Bethlehem: David (1Sam. 16:13). Uiteindelijk werd de hele geschiedenis van de koningen in Israël geen succesverhaal. Zo beloofde God al tegen David dat er een bijzondere Koning met ‘een eeuwig Koningrijk’ zal komen – een lichamelijke nakomeling van David (2Sam. 7:12-17). Het was snel duidelijk dat het niet om Davids zoon Salomo ging; het volk zat eeuwen te wachten op deze gezalfde ‘Zoon van David’ (Jes. 11; Ezech. 34; Psalm 2:6). Toen deze dan in Bethlehem geboren werd – moesten engelen uitleggen wat er gebeurde:
Wees niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die voor heel het volk wezen zal, namelijk dat heden voor u in de stad van David de Zaligmaker geboren is; Hij is Christus, de Heere. (Luk. 2:10-12)
Maar ook priesters werden in Israël gezalfd voor hun taak – namelijk om de relatie van God en mens mogelijk te maken. Maar ook de priesters en hogepriesters waren meestal een grote teleurstelling en bleken soms vijanden van God te zijn vanwege hun corruptie en ongeloof. Ook hier beloofde God de komst van een gezalfde Hogepriester die het contact met God op een volledig nieuw level zou brengen (Psalm 110:4).
Naast koningen en priesters werden soms ook profeten gezalfd (1Kon. 19:16). Profeten hadden de opdracht de wil van God kenbaar te maken – vooral in tijden wanneer de koning zich van God afgekeerd had. De grootste profeet in het OT was eigenlijk Mozes. Aan Mozes heeft God de komst van een grotere profeet aangekondigd die later gewoon ‘de profeet’ werd genoemd:
Een Profeet uit uw midden, uit uw broeders, zoals ik, zal de HERE, uw God, voor u doen opstaan; naar Hem moet u luisteren (Deut. 18:15)
Het ging bij deze Gezalfde eigenlijk om drie ambten: Koning, Priester, Profeet. Vanuit de gegevens uit het Oude Testament was het nu niet duidelijk of het om drie verschillende personen zou gaan en in welke volgorde deze gezalfden zouden optreden. Ook heerste er bij de Schriftgeleerden verwarring omdat deze Messias soms als lijdende Messias (Jes. 50:4-6; Jes. 53) en soms als Messias in macht en heerlijkheid (Jes. 11:1-5; Dan. 7:13-14) beschreven werd. Dat één persoon alle aspecten van de gezalfde Koning, Priester, Profeet in zich kon verenigen, was gewoon niet voorstelbaar – en toch werd dit werkelijkheid in het optreden van Jezus van Nazareth (meer over de Messias-verwachtingen).
De berichten over Hem in de vier evangeliën nemen de lezer mee op een opmerkelijke zoektocht naar de identiteit van Jezus. Meer informatie over Jezus Christus de HEER hieronder. Meer uitleg over de persoon en het werk van Jezus vind je HIER.
Met name Mattheüs besteedt veel liefde en details aan de bewijsvoering dat Jezus de beloofde Koning uit het huis van koning David is. Via Josef uit Bethlehem, een verre nakomeling van David, die het Kind van Maria adopteerde, werd Jezus rechtsgeldig opgenomen in de stamboom van David (Mat. 1:18-25). Waarom was dit belangrijk? Omdat in de Messias-belofte in 2Sam.7:12-16 aan koning David expliciet gezegd werd dat een van Davids nakomelingen de Messias-Koning zou zijn.
Van deze Messias-Koning kondigt de profeet Micha rond 700 v. Chr. aan dat deze in Bethlehem geboren zou worden (Micha 5:1). De evangelieschrijver Lukas vertelt de bijzondere omstandigheden die ertoe hebben geleid dat Jezus niet in Nazareth geboren wordt (waar zijn ouders op dat moment woonden) maar in Bethlehem. Zelfs de keizer in Rome werd onbewust ingeschakeld om deze profetie te realiseren (Luk. 2:1-7).
De meest belangrijke momenten in het leven van de Messias-Koning treffen wij aan op het moment toen Jezus door Johannes de Doper gedoopt werd:
En nadat Jezus gedoopt was, kwam Hij meteen op uit het water; en zie, de hemelen werden voor Hem geopend, en Hij zag de Geest van God als een duif neerdalen en op Zich komen. En zie, een stem uit de hemelen zei: Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb! (Mat. 3:16-17)
Deze scene was de publieke zalving van Jezus. De Geest van God daalt zichtbaar af op Jezus zoals een duif neerdaalt (de Geest is geen duif !). Belangrijk is dat vele getuigen dit zagen en ook de stem van God hoorden die Jezus aanwees als zijn geliefde Zoon in wie Hij zijn welbehagen heeft. Deze woorden werden 700 jaar eerder door de profeet Jesaja uitgesproken in één van de profetieën over de komst van de Messias-Koning (Jes. 42:1-4).
Dat Jezus de Gezalfde Koning was, werd in het vervolg bevestigd door de talloze wonderen die Jezus deed. Als Koning met macht kon Hij gebieden: een storm verstomt (Luk. 8:24), verlamden kunnen weer lopen (Luk. 5:24), blinden zien (Luk. 18:42), door onreine machten gebondenen werden vrij (Luk. 4:35), en doden stonden op (Luk. 7:14) vanwege het gezaghebbende bevel (woord) van deze Koning.
Herhaaldelijk viel het de mensen op dat Jezus anders onderwijs gaf dan de Schriftgeleerden. Hij sprak met gezag. Hij kon zeggen: Mozes heeft tegen jullie dit of dat gezegd maar Ik zeg jullie… Zijn woord heeft blijkbaar meer gezag dan Mozes, de grootste profeet in het Oude Testament. Jezus spreekt over de wereld van God alsof Hij in deze wereld thuis hoort. Zijn woorden hadden een bepaalde exclusiviteit die natuurlijk weerstand opriep. “U maakt uzelf tot God”, werd geroepen (Joh. 10:33) – U zegt dingen die alleen God mag uitspreken, bijvoorbeeld: “Je zonden zijn bij deze vergeven” (Mark. 2:7).
Het werd duidelijk dat deze Profeet veel meer was dan een doorgeefluik van woorden die Hij uit de hemel hoorde. De escalatie rondom de vraag waar Jezus werkelijk vandaan komt, wordt juist in het evangelie van Johannes uitgebreid beschreven. Jezus gebruikt eigenlijk nooit het woord ‘God’ maar spreekt op één uitzondering na (Mat. 27:46) altijd over ‘mijn Vader’ en over zich als ‘de Zoon’. Hij komt van de Vader, Hij is uit de hemel neergedaald (Joh. 3:13) en kan daarom ‘over hemelse dingen spreken’ (Joh. 3:12).
Zoals gezegd werd in Deut. 18:15 aan Mozes de komst van de Profeet aangekondigd. Daarin staat ook de afsluitende vermaning: luister naar Hem! Exact deze woorden kreeg Mozes samen met Elia op de berg van de verklaring (Mat. 17:5) te horen toen de stem uit de wolk zei: “Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb; luister naar Hem!” – kortom: de autoriteit van Jezus als de gezalfde Profeet werd voor de twee grootste profeten van het Oude Testament plechtig bekrachtigd. Zijn woorden spiegelen geen persoonlijke mening weer of algemene religieuze ideeën maar zijn absoluut betrouwbaar.
Priesters hadden vele taken in Israël – vooral moesten zij het contact tussen het volk en de heilige God bemiddelen. In het bijzonder was het de taak van de hogepriester verzoening te brengen tussen God en zijn volk. Op de Grote Verzoendag in september (Yom Kippoer) heeft hij symbolisch de zonden van het hele volk op een bok gelegd, die dan letterlijk als zondebok de zonden van het volk weggedragen heeft (Lev. 16).
Een andere bok werd geslacht en met het bloed ging de hogepriester in de tempel in Jeruzalem in het allerheiligste, de plek waar God onzichtbaar troont, en sprenkelde van dat bloed op de deksel van de ark, op de zogenaamde genadetroon, want God wilde boven de twee Cherubs (engelen) tronen (Hebr. 9:5).
Het was duidelijk dat met bloed van een dier geen verzoening met God bereikt kon worden (Hebr. 10:4). Het was (maar) een schaduwachtige symboliek. Het eigenlijke werk van de Messias-Hogepriester zou verrassend anders werken. Deze Priester zou geen onschuldig dier offeren, maar zichzelf! Hij zou priester én offer tegelijkertijd zijn. Vooral zou zijn offer vele malen beter zijn. De brief aan de Hebreeën thematiseert deze voordelen in Hebr. 9:11-28. Het is een eenmalig offer, effectief etc.
Johannes de Doper heeft over Jezus de priesterlijke dimensie van deze Messias gesproken: Zie het Lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt! (Joh. 1:29) – dit was duidelijk een verwijzing naar de zondebok (lam) uit Lev. 16 die de zonde van het volk weggedragen heeft. Vooral het plaatsvervangende sterven van Jezus aan het kruis kan alleen goed worden begrepen vanuit zijn priesterlijke taak. De Messias-Hogepriester geeft zijn leven en maakt de weg vrij naar God.
De twee woorden ‘Here Jezus’ vormen een titel van allerhoogste orde. Het Griekse woord voor Heer is kyrios. Uiteraard kan kyrios ook zoiets betekenen als meneer, of in het Engels: Sir. Maar hier gaat het om ‘de Heer’, de bovenste Heer. Toen rond 250 voor Christus de Hebreeuwse Bijbel vertaald werd in het Grieks, werd de eigennaam van God, Jahwe, weergeven met kyrios (wat de vertaling is van Adonay).
Dus als Jezus de titel kyrios draagt (Here Jezus, of Jezus is de Heer), heeft dit verreikende betekenis. Hij komt daarmee op één lijn te staan met de God van Israël, Jahwe, de »IK BEN DIE IK BEN« (Exod. 3:14). Laten we kijken naar een dramatisch voorbeeld: In de profeet Joël wordt over de heilstoekomst gesproken waar God de Heilige Geest zal uitstorten, staat: Het zal geschieden dat ieder die de Naam van de HEER zal aanroepen, behouden zal worden. (Joël 2:32). Voor de Joden was het duidelijk dat met ‘de HEER’ de God van Israël, Jahwe, bedoeld was. Wanneer nu de apostel Petrus op de eerste Pinksterdag uitlegt dat wat net gebeurde de vervulling van de profetie van Joël is, citeert hij natuurlijk Joël 2:32 over het aanroepen van de naam van de HEER. Maar de naam van deze HEER was Jezus. Petrus gaat zelf zover dat hij zegt: er is geen andere naam aan de mensen gegeven om gered te worden dan de naam Jezus (Hand. 4:12). Daarom werden christenen in de Bijbel ook aangeduid als mensen “die de Naam van onze Here Jezus Christus aanroepen” (1Kor. 1:2). In Openbaring 19:16 draagt Jezus de naam “Koning der koningen en Here der heren”
Dat Jezus de vervulling van OT profeten is, zien wij bijvoorbeeld ook in Filippenzen 2:8-11. Hier schrijft Paulus over de vernedering én verhoging van Jezus:
Hij heeft zichzelf vernederd en is gehoorzaam geworden, tot de dood, ja, tot de kruisdood. Daarom heeft God Hem ook bovenmate verhoogd en heeft Hem een Naam geschonken boven alle naam, opdat in de Naam van Jezus zich zou buigen elke knie van hen die in de hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn, en elke tong zou belijden dat Jezus Christus de Here is, tot heerlijkheid van God de Vader.
De tekst over het buigen van alle knieën en het belijden van elke tong is een profetie uit Jesaja 45:23. Alleen slaat die tekst in Jesaja op Jahwe. Er is maar één HEER – en zijn naam is Jezus.
Meer over de persoon en het werk van Jezus vind je HIER.