Contact met God
Het thema gebed is een zeer breed en gevoelig onderwerp. Wij praten immers over niets minder dan een contact met God. Gebed tref je aan in je persoonlijk geloofsleven, in kerkdiensten en pastoraat. In ons visiedocument staat ook dat wij “een biddende gemeente willen zijn” – maar bidden is blijkbaar niet zo eenvoudig als het lijkt. Iemand noemde het gebed ‘een aangevochten voorrecht’, ‘een hemels geschenk dat wij vaak uit angst of onwetendheid niet durven uit te pakken.’ Laten we daarom een paar gedachten rondom het gebed schetsen om misschien een verrassend andere zichtwijze te leren kennen.
Overzicht thema gebed
Gebed - een lastige vraag
Over het gebed zijn zeer verschillende voorstellingen in omloop. De een vindt het een teken van oubolligheid en zwakheid, de ander ziet het als spirituele springplank om in te duiken in een hogere sfeer. En daar tussenin zit een grote groep van mensen die gewoon teleurgesteld is omdat bidden blijkbaar ‘toch niet werkt’.
Laten we eerst wat misverstanden of karikaturen over het gebed noemen – althans wat wij onder misverstanden verstaan. Nemen we het voorbeeld van een schietgebed. Dit gebed is blijkbaar voor situaties waar je je onmacht of kwetsbaarheid ervaart, en waar je dan hoopt dat een hogere macht je (misschien) te hulp schiet. Zo’n gebed in nood lijkt op een soort alarmnummer dat je belt in de verwachting dat een ambulance komt. Heel wat mensen hebben nogal wat beloofd te doen als God hun gebed verhoort. Gesteld dat God je inderdaad geholpen heeft, hoe gaat het nu verder met je relatie met God? Het beeld van God als ambulance beperkt uiteindelijk je beeld dat je van een relatie met God kunt hebben.
Het beeld van God als alarmcentrale belemmert ons namelijk te beseffen dat God veel meer wil zijn dan een hulpdienst. Van een ambulancebroeder verwachten wij normaliter niet dat hij 24/7 met ons leven verbonden is. Als het goed is komt hij even in actie, wij bedanken hem misschien of maken onze gelofte waar, en dan verdwijnt Hij ook weer uit ons leven. Maar gesteld dat God dichter bij ons leven wil komen, dat Hij met ons, met jou mee naar huis rijdt en zegt: ‘Ik wil deel zijn van jouw leven; waar jij bent daar ben Ik ook.’
Zo’n voorstel werkt alleen als de relatie met deze God enigszins ongestoord genoemd kan worden. Anders ervaren wij de aanwezigheid van God als bedreiging. Intuïtief blijven wij liever op afstand tot Hem.
Bidden confronteert ons dus met de vraag welke relatie wij met God (willen) hebben. Als de relatie op een laag pitje brandt of zelf verstoord is, blijft contact opnemen een lastig onderwerp. Wie kan en wil de stilte doorbreken?
Gebed in je geloofsleven
Hoe belangrijk het gebed voor ons geloofsleven is, kan niet sterk genoeg benadrukt worden – tenminste als wij het gebed niet willen reduceren tot een religieuze verplichting. Het gaat immers om het onderhouden van onze relatie met God. Dit wordt al duidelijk in de wijze hoe wij God aanspreken. Het kleine woordje ‘mijn’ of ‘onze’ in de aanhef maakt een hemelsbreed verschil. Wij kunnen zeggen: ‘God’, of ‘mijn God’. ‘Heer’, of ‘onze/mijn Heer’. Nog concreter wordt het als wij in plaats van ‘Almachtige God’ het woord ‘Vader’ of ‘Onze Vader’ gebruiken. ‘Verlosser’, ‘mijn Verlosser’. Ga zo maar door.
In de wijze hoe wij God aanspreken laten we al iets zien of wij zoiets als een relatie met Hem voor ogen hebben. Soms is het al een geweldig mooi gebed als wij aan God de vraag voorleggen: ‘Wie bent U eigenlijk voor mij – en wie ben ik voor U?’ Dit kan het begin zijn van een prachtige ontwikkeling.
Dit geldt ook omgekeerd als wij erover nadenken welke begrippen God gebruikt als Hij gelovigen aanspreekt. Het zijn vaak woorden die wij eerst moeten toelaten of bewust tot eigen moeten maken. Woorden als ‘geliefd kind’, ‘uitverkorene’, ‘geroepene’, ‘afgezonderde (heilige)’.
Wanneer wij beseffen wie wij in Gods ogen zijn (door Jezus Christus trouwens) dan kom je tot dank. Denken en danken horen sterk bij elkaar. Dit geldt ook als wij nadenken over wat God ons gegeven heeft of wil geven. Oppervlakkig bekeken lijkt God op iemand die meer verbiedt dan biedt. Wie echter na wil denken ontdekt een indrukwekkend lange lijst van dingen die God biedt. Stof voor dankgebeden komt ons niet automatisch aanwaaien. Het is vooral de werking van de Heilige Geest dat we deze geschenken mogen ontdekken.
Dankzeggen is niet primair een kwestie van fatsoen – maar vooral een bewustwording. Wie God dankt voor een maaltijd zegt eigenlijk: ik besef dat ik een Vader in de Hemel heb die voor mij zorgt. Ik ben geen weeskind dat zelf voor eten moet zorgen.
Nadenken over het wezen van onze God leidt tot verwondering en aanbidding. Hier vallen woorden als “U bent…” – tja, hoe is onze God eigenlijk? Hier kunnen we een beroep doen op vele teksten in de Bijbel. Er worden nogal wat eigenschappen van onze God op zeer illustratieve wijze genoemd: goed, geduldig, genadig, barmhartig, vol van onvoorwaardelijke liefde, almachtig, trouw, wijs, eeuwig, heilig, zuiver, maar ook iemand die het kwaad, onrecht en ontrouw niet kan verdragen.
Onze reactie in het gebed op het wezen van God (in tegenstelling tot zijn daden) wordt aanbidding genoemd. God prijzen en aanbidden om wie Hij is kan wel het hoogtepunt van het gebed woorden genoemd.
Gebed in Jezus' Naam
Het is een van de meest belangrijke geloofsfeiten van het christelijk geloof dat God zelf dit zwijgen doorbroken en deze afstand op een bijzondere wijze overbrugd heeft: Hij heeft zijn enige Zoon naar deze wereld gestuurd (Hebr. 1:1). Door Jezus is de toegang tot God (de Vader) weer mogelijk (Hebr. 4:16). Een onheilig wezen als de mens kan met de heilige God een relatie onderhouden, kan Hem aanspreken en letterlijk in zijn nabijheid leven. Dit wonder is alleen mogelijk door Jezus die als Middelaar God en mens met elkaar verbindt. Kortom: Contact met God is eigenlijk alleen mogelijk wat de Bijbel noemt ‘in de Naam van Jezus.’
Daarmee wordt bedoeld: Wij kunnen God benaderen met een beroep op de naam (of autoriteit) van Jezus. Wij komen niet in eigen naam. In Jezus’ naam kunnen wij God aanspreken als ‘Onze Vader’ (Mat. 6:9). Er is echter nog een andere minder bekende dimensie: Als volgelingen van Jezus hebben wij een bepaalde autoriteit ontvangen. In Jezus’ naam durven wij te bidden, vergeving toe te spreken, te zegenen en het kwaad in welke vorm dan ook te weren. Dit is geen automatisme om God voor onze kar te spannen maar een geloofshouding; dat wij alles doen in de naam en autoriteit van onze Heer Jezus Christus (Kol. 3:17).
Veel uitspraken van Jezus over het gebed gaan over deze dimensie. Bijvoorbeeld Joh. 14:13-14. Jezus zegt tot zijn discipelen: “En wat u ook zult vragen in Mijn Naam, dat zal Ik doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt zal worden. Als u iets vragen zult in Mijn Naam, Ik zal het doen.” (vgl. ook Joh. 15:16; Joh. 16: 23-24).
Het is een sleutel die Jezus ons als geschenk en opdracht gegeven heeft. Een beroep op de naam van Jezus is een soort V.I.P. 06-nummer of code waarmee de deur naar God toe open gaat en de verbinding met je Schepper tot stand komt (Efez. 2:18; Hebr. 10:19-20).
Jezus sprak verrassend anders over het gebed – vooral over het bidden ‘in zijn naam’ (Joh. 14:14; 16:24). In het pastoraat en in kerkdiensten neemt dit bidden in Jezus’ naam een belangrijke plaats in. Daar zullen we het nu over hebben.
Gebed in een kerkdienst
Een kerkdienst kan verwarrend zijn als je niet beseft dat het om een vorm van communicatie gaat. Het spreken van God en de reactie van de gelovige naar God toe. Deze reactie kan vele vormen aannemen die eigenlijk allemaal onder het kopje ‘bidden’ vallen. Daarom een korte introductie in de liturgie:
Protestantse kerkdiensten beginnen normaliter met een zogenaamd intochtslied. Hier zit de gewoonte van de oude Israëlieten achter die drie keer per jaar naar Jeruzalem trokken voor de grote tempelfeesten (Pesach, Pinksteren, Loofhuttenfeest). Ze trokken meestal in kleine groepen op naar Jeruzalem en zongen hierbij als voorbereiding bepaalde pelgrimsliederen, of optochtspsalmen (Psalm 120-134). Deze worden staande gezongen en drukken de gedachte uit dat men God nadert.
Nu wordt een votum en groet uitgesproken.
Een votum is een soort belijdenis of gelofte van de mens: “Onze hulp is in de naam van Heer die Hemel en aarde geschapen heeft”. Deze worden stammen uit Psalm 124:8 en drukken het exclusieve vertrouwen uit in ‘Onze Heer’. In het diepst verwacht men heil, redding, kracht, bijstand, zegen etc. niet van mensen (Psalm 146:3) maar van de almachtige Schepper van hemel en aarde die trouw is. De nadruk op Onze Heer komt door het verbond dat Hij met zijn volk gesloten heeft en de daarin liggende beloftes. Daarom worden er soms deze woorden aan toegevoegd: … die voor eeuwig trouw bewaart (Psalm 146:6) en niet los laat de werken van zijn hand. (Psalm 138:8). Eigenlijk hoort de gemeente het votum uit te spreken maar dit doet vaak de voorganger (je spreekt dus het votum in gedachten mee).
Hierop antwoordt God – als het ware door de mond van de voorganger – met een groet: Genade en vrede. (1Kor. 1:3). Dat wil zeggen: Van Gods kant is de relatie gekenmerkt door vrede. Het is goed. Je hoeft niet bang te zijn. Dankzij het werk van Jezus Christus gaat God met ons niet om op basis van de wet (wat wij wel/niet hebben verdiend) maar op basis van onverdiende genade.
Hoe reageren wij dan hierop? Door het zingen van liederen. Een danklied of een lied waarin wij ons verlangen tot uitdrukking brengen Hem lief te hebben, Hem te willen vertrouwen en Hem alleen dienstbaar te zijn; of wij prijzen of aanbidden God om wie Hij is. Kortom, liederen zijn eigenlijk ook gebeden; ons antwoord op wat God deed of wie Hij is.
In veel kerken is er ook een ‘gebed van verootmoediging’ waar een mens zijn schuld voor God belijdt. Dit kan soms zo ‘gemaakt’ overkomen maar de basisgedachte is wel positief: men wil dat de relatie met God gereinigd wordt. Schuld wordt vergeven en lasten die ons hinderen Hem te volgen, worden afgelegd. Soms moet je iemand de vergeving in Jezus’ naam bewust toespreken zodat hij kan leven in de vrijheid van een kind van God (dit doen wij vooral na de kerkdienst of in het pastoraat). Wie schuld voor God belijdt, mag de belofte van vergeving en reiniging horen: “In Jezus’ naam zijn jouw zonden vergeven. Je bent rein.” Als Protestanten hebben wij misschien wat gemengde gevoelens tegenover het belijden van zonden – maar pastoraal gezien kan dit enorm bevrijdend zijn als een mens te horen krijgt: “Je schuld is vergeven!” Niet dat wij mensen schuld vergeven; nee, wij bekrachtigen alleen een Bijbelse waarheid op basis van Gods belofte (bijv. 1Joh. 1:9).
Als antwoord op vergeving volgde vroeger bijna altijd de wetslezing in de vorm van de Tien Geboden. De bedoeling hiervan is: Het gebroken verbond is door de vergeving hersteld. Je bent bevrijd om te leven in dankbaarheid. In deze zin kunnen we ook andere teksten uit de Bijbel gebruiken als leefregel. De toonzetting in deze communicatie is gewoon anders. Minder een verbod, meer een herinnering: “Bij de status van een kind van God hoort eigenlijk een bepaald gedrag. Vergeet niet Wie je verlost heeft en wat dit voor jouw omgang met God en anderen betekent.”
Voordat wij uit de Bijbel willen lezen is er (soms) een bewust gebed om verlichting door de Heilige Geest. Het is een gebed dat God door de Heilige Geest op een persoonlijke manier tot ons spreekt.
In de Schriftlezing wil God door zijn Heilige Geest spreken. De Bijbel wordt terecht het geïnspireerde Woord van God genoemd (2Tim. 3:16), d.w.z. zijn Geest is op een bijzondere wijze verbonden met de woorden die wij lezen. De werking van de Heilige Geest hierbij kun je onder andere opvatten als die van een schijnwerper of vergrootglas: Hij maakt in het bijzondere het werk van Jezus Christus zichtbaar (Joh. 16:13; 1Kor. 2:12-14).
De preek of verkondiging is uiteindelijk een verlengstuk of uitwerking van de Schriftlezing. Net als bij de Schriftlezing gaat het erom de stem van God voor jezelf te horen (er zijn uiteraard meer doelen).
Het Amen na de preek hoort eigenlijk de gemeente uit te spreken – het is een instemmend antwoord: ‘Ja, zo is het!’
Het Lied na de preek is een uitgebreide vorm van een ‘amen’ en is meestal een danklied. Alles na de preek hoort liturgisch thuis onder het kopje ‘Dienst der offeranden’, d.w.z. wat wij uit dankbaarheid aan God willen (of kunnen) geven (offeren). Er hoeven geen dieren meer worden geofferd, nee: ons danklied is een ‘offer van onze lippen’; Ps. 50:23), onze dankgebeden en voorbeden (en de belangen van God) zijn een reactie op wat God voor ons gedaan heeft.
Ook de zogenaamde collecte (beter: dankoffer, of inzameling van gaven) staat in het teken onze reactie (antwoord) op het evangelie.
Het slotlied vormt samen met de zegen het onderdeel ‘heenzending’. Slotlied en zegen betekenen niet dat de kerkdienst bijna afgelopen is; nee, de dienst voor God wordt gewoon voortgezet op een andere plaats. Vanuit Bijbels perspectief is heel ons leven een eredienst (Rom. 12:1-2). Als christenen zijn wij gezonden in de Naam van Christus – en wij ‘gaan heen’ met de zegen van de drie-ene God: “De genade van de Here Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met u allen. Amen.” (2Kor. 13:13). Soms worden ook de woorden uit Numeri 6:24-26 (de priesterlijke zegen) uitgesproken:
De HERE zegene u en behoede u! De HERE doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig! De HERE verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede!
De woorden ‘zijn aangezicht over u lichten of verheffen’ geven het beeld weer van een audiëntie bij de koning. Als hij je vriendelijk aankijkt en straalt, wist je dat de koning achter je staat en dat je op zijn volledige support (zegen) mocht rekenen.
Belangrijk is dat niet de priester of voorganger zegent maar de HEER (zie Num. 6:27 “Zo moeten zij Mijn Naam op de Israëlieten leggen; en Ík zal hen zegenen.”)
Zo zijn de gelovigen tot zegen voor de mensen om hen heen. Waarom wordt het slotlied meestal staande gezongen – en vooral de zegen staande ontvangen? In de wereld van de Bijbel betekende het ‘staan voor iemand’ dat men in zijn dienst stond en de opdracht van degene ontving (Deut. 10:8; 2Kon. 5:16). Tijdens de zegen staan wij symbolisch voor onze Koning die ons zijn opdracht geeft (gaat heen) en ons verzekert van zijn bijstand, kracht en leiding. Kortom: deze zegen is niet primair voor ons maar voor zijn opdracht.
Het ‘amen’ (soms drievoudig gezongen) op de zegen van God is dan weer ons antwoord. Ja, dit geloven wij.
Gebed in pastoraat
Gebeden hebben hun plaats in de kerkdienst, in je eigen geloofsleven én in het pastoraat. Het pastorale gebed heeft verschillende vormen of dimensies maar de basisgedachte is steeds dezelfde: christenen bidden heel concreet voor iemand. In tijden van ziekte, nood, angst en gebondenheid, onzekerheid over keuzes en leidingen – kan het bevrijdend zijn als iemand (of meerdere) christenen voor iemand bidden. Meer hierover tref je in het Pastoraat aan. Mocht je willen dat wij voor jou (of voor een bepaalde kwestie) bidden, neem dan contact met ons op. Wij bidden graag voor jou.
W.G.
Gebedsbijeenkomsten
Op de tweede zondag van de maand zijn gebedsbijeenkomsten gepland waar wij telkens één aspect van het gebed met elkaar bespreken en waar wij samen proberen te leren bidden.
Hieronder staan een aantal van de onderwerpen die de laatste met elkaar hebben besproken: