Een woord vooraf

Vragen over ‘het geloof’ kunnen we in drie soorten indelen. Er zijn 1) vragen waar men naar feiten en gegevens kan verwijzen. Het is interessant te ervaren hoeveel concrete gegevens bestaan over de historische achtergrond van het christelijk geloof. Lastiger is het om 2) een lijn te trekken wat onder het algemeen aanvaard christelijk geloof valt en wat niet. Het is zeker de moeite waard om te spreken over de vraag waarom wij iets zo geloven en waarom anderen het anders zien. En dan zijn er natuurlijk 3) de persoonlijke en subjectieve uitspraken over de geloofservaring. Kortom, er kunnen dus antwoorden komen in de trant: 1) Zo is het! 2) Zo ziet A of B het. En 3) Zo ervaart A of B het! De vragen hebben daarom een index 1) 2) of 3).

Ik wil je bemoedigen te blijven vragen. Misschien krijg je antwoorden op vragen die je nooit durfde te stellen. 

Deze vraag kreeg ik van een gemeentelid. Achtergrond was/is dat veel Bijbeluitgaven nogal afwijken qua vertaling – en dat er in sommige Bijbeluitgaven bepaalde verzen of tekstgedeeltes niet te vinden waren. Bijvoorbeeld ontbreekt in de Nieuwe Bijbelvertaling  Handelingen 8:37  – een hele vers met de belangrijke vraag van Filippus aan de kamerling: “En Filippus zei: Als u met heel uw hart gelooft, is het geoorloofd. En hij (de kamerling) antwoordde en zei: Ik geloof dat Jezus Christus de Zoon van God is.” 

De oude Statenvertaling maar ook de Herziene Statenvertaling en de oude NBG 51 hebben deze vers wel. Kortom, is de nieuwe Bijbelvertaling die wij in de kerk gebruiken wel betrouwbaar?

Theoretisch kun je twee scenario’s bedenken:

Iemand heeft vers 37 (bewust of onbewust) geschrapt, of iemand heeft vers 37 (bewust) toegevoegd. 

Handschrift van Romeinenbrief (hoofdstuk 11-12) uit de tweede eeuw (p46). Vergroot.Er bestaat een wetenschappelijk aanpak om dat soort problemen op te lossen of een waarschijnlijkheid te geven welke van de twee opties de voorkeur heeft. Deze wetenschap wordt tekstkritiek genoemd. Op basis van meer dan 5000 Griekse handschriften van het Nieuwe Testament uit de tijd van de 2de t/m 14de eeuw kan normaliter heel goed worden aangetoond in welke tijd en in welk gebied (oosten of westen) veranderingen plaatsvonden. Vaak gaat het om afschrijffouten, of om correcties van afschrijffouten; soms gaat het ook om bewuste aanpassingen omdat men dacht dat er iets ontbreekt. 

Nemen wij het voorbeeld van Mat. 17 – de verheerlijking van Jezus op de berg. Alleen in het evangelie van Lukas word verteld waarover Jezus met Mozes en Elia gesproken hebben (zijn uitgaan in Jeruzalem). Nu zijn er handschriften van Mat. 17 waar deze extra informatie wel te vinden is. Klaarblijkelijk heeft de schrijver van deze handschrift bewust de korte tekst in Mattheüs aangevuld met de extra informatie uit Lukas. Dit noemt men homogeniseren. Met de allerbeste bedoelingen natuurlijk. 

Het lijkt zeer waarschijnlijk dat een schrijver uit de 10de de tekst in Handelingen 8:36 heeft aangevuld met een extra vraag (geloof je met heel je hart dat Jezus de Zoon van God is) en het antwoord (Ja ik geloof…). Er zijn namelijk Griekse handschriften uit de 10de eeuw bekend met deze extra vers. Waarschijnlijk omdat men een bepaalde lakse dooppraktijk tegen wilde werken; de dopeling moest wel eerst een blijk geven van een inhoudelijk correct geloof. Er zijn immers veel andere teksten (Rom. 10:10) waar de samenhang van geloof en redding word benadrukt.

 Twee keer ‘waarschijnlijk’ maakt nog geen bewijs. Sommige Bijbeluitgever zijn om wat voor reden niet helemaal overtuigd van de redenering van de tekstkritiek. Dit blijf je houden. Maar maakt dit een Bijbeluitgave minder betrouwbaar? Een ‘goede’ bijbeluitgave verwijst normaliter in een aanmerking naar deze onzekerheid.

Ik persoonlijk denk dat de Nieuwe Bijbelvertaling terecht Handelingen 8:37 niet heeft opgenomen in de tekst. Het feit dat er geen enkele oude handschrift met vers 37 te vinden is, spreekt zeer voor de gedachte dat iemand deze vers toegevoegd heeft. 


Hier nog een paar kanttekeningen over letterlijke vertalingen.

Er zijn Bijbelvertalingen die proberen de Griekse of Hebreeuwse grondtekst zo letterlijk mogelijk weer te geven. Dit levert echter een taalkundig houterige tekst op. Tegenwoordig zijn er steeds meer Bijbelvertalingen die een gedachte proberen in eigen woorden samen te vatten. Voordeel is dat je de tekst stukken beter begrijpt. Nadeel is natuurlijk dat deze vertaling op sommige plekken eerder een interpretatie dan een letterlijke vertaling. Leg je dan verschillende Bijbelvertalingen naast elkaar, kan het zijn dat de teksten (op het eerste gezicht) elkaar tegen spreken. Er zijn maar heel weinig Bijbelteksten waar de Bijbelvertalingen sterker uit elkaar gaan of elkaar zelf tegenspreken. 

Algemeen kan gezegd worden: De zogenaamde grondtekst van de Bijbel (Griekse NT, Hebreeuwse OT) is zeer betrouwbaar. D.w.z. in het geval van het NT gaat men ervan uit dat de oorspronkelijke tekst (wat Paulus of de apostelen in het Grieks schreven) tot meer dan 99,5 % zeker is.

Het laat zich niet voorkomen om tijdens het vertalen ook te interpreteren. Het zijn vaak details maar een vertaler moet keuzes maken want een taal laat zich nooit voor 100% direct omzetten in een ander taal. Voorbeeld: In het Engels kun je zeggen: “It’s raining cats and dogs” – Een letterlijke vertaling zou zijn: “Het regent katten en honden” – iedereen weet dat het een beeldspraak is, net als het Nederlandse “het regent pijpenstelen”. En vertaler kan daarom terecht de zin weergeven met: “Het regent hard.”