Afbeelding van koning Jehu van Israël voor de Assyrische koning Salmanasser III (827 v.Chr.)

Archeologie & Bijbel

Welke bijdrage levert de archeologie voor de Bijbel?

Wat kunnen we bewijzen en wat niet? 

De verhalen in de Bijbel spelen zich af in een reële wereld. De ruimte van het Midden-Oosten van Egypte, Mesopotamië, Israël, Syrië en de wereld van het Romeinse wereldrijk. Honderden specifieke namen van personen, steden, landschappen en culturele bijzonderheden worden genoemd. Voordat de archeologie als bron van informatie ontwikkeld werd, kende men deze namen op weinig uitzonderingen na alleen uit de Bijbel. 

Met het ontcijferen van de Egyptische hiëroglyfen in 1822 en vooral van het Babylonisch-Assyrische spijkerschrift in 1859 opende zich een stroom aan buiten-Bijbelse informatie over de wereld en boodschap van de Bijbel. Personen uit de Bijbel, zoals talloze koningen uit Israël trof men nu ook aan in Assyrische inscripties; letterlijk eenmalig is de afbeelding van koning Jehu op de beroemde Zwarte Obelisk van Salmanassar III uit 827 v.Chr.  

Daarmee zijn vele verhalen in de Bijbel verankerd in de concrete geschiedenis. Laten we deze bewijsvoering een keer omdraaien. In het boek Mormon, dat een belangrijke bron is voor het geloof van de Mormonen, worden talloze gebeurtenissen op het Amerikaanse continent beschreven. Koningen, oorlogen, steden en landschappen. Het probleem is echter dat de archeologie tot nu toe geen enkele van deze namen kon bevestigen. Vergeleken met het boek Mormon zijn historische details in de Bijbel in heel veel gevallen geverifieerd. Wij weten dus dat er een koning Hiskia van Jeruzalem bestond ook uit de archeologie – maar daarmee is nog geen bewijs geleverd dat de wonderbaarlijke verhalen rondom Hiskia ook bewezen zijn. Wij moeten voor ogen hebben wat de archeologie wel en wat ze niet kan aantonen of zelfs bewijzen. 

Laten we een voorbeeld gebruiken: gesteld dat men het historische kruis zou vinden waar Jezus aan gestorven is – wat zou daarmee bewezen kunnen worden? Zeker, het zou één bewijsstuk meer zijn dat Jezus daadwerkelijk aan het kruis gestorven is (wat trouwens heel weinig archeologen betwijfelen). Maar wij zouden nooit met dat authentieke kruis kunnen bewijzen dat Jezus op Golgotha voor de zonden van wereld gestorven is. 

De bijdrage van de archeologie voor de Bijbel ligt op verschillende gebieden:

  1. Apologetisch. Er werd in de vorige eeuw door sommige geleerden beweerd dat koning David nooit existeerde. De vondst van een inscriptie in 1993 in Tel Dan uit de 9de eeuw voor Christus kon echter aantonen dat David wel een historische persoon was. 
    Of de vermelding van de stadhouder Publius in Handelingen 28:7 die Lukas met de uitzonderlijke titel ‘De Eerste’ weergeeft. Lange tijd werd beweerd dat dit een fout van Lukas was en een indicatie dat het hele verhaal fictief was. In de jaren 60 van de vorige eeuw werd echter op Malta een inscriptie ontdekt die de stadhouder Publius met de normaliter ongebruikelijke titel ‘De Eerste’ noemt. (F.F. Bruce, Archaeological Confirmation of the New Testament, in: Carl F.H.Henry(Hg), Revelation and the Bible, Grand Rapids, Baker Book House, p. 325 )